Inhoudsopgave:

Over de Wireless
USB Print Server

Installatie van de Wireless USB Print Server

Printerinstallatie op client-pc (Overige installaties)

Andere besturingssystemen dan Windows >

Navigeren door de webinterface

Bi-Admin Management Utility

Afdrukmethoden

IPP (Internet Printing Protocol)

Problemen oplossen

Productspecificaties voor de Wireless USB Print Server

Beperkte garantie van USRobotics Corporation

Reglementaire informatie

Gebruikershandleiding Wireless USB Print Server

Andere besturingssystemen dan Windows

Macintosh

Unix

Netware

Windows Server

 

Macintosh (AppleTalk)

De Wireless USB Print Server ondersteunt de AppleTalk- (EtherTalk), PAP-, ATP-, NBP-, ZIP- en DDP-protocollen waardoor Macintosh-computers op het netwerk de Wireless USB Print Server als een gewone AppleTalk-printer kunnen zien en gebruiken. Normaliter is hier geen speciale configuratie voor nodig.

Softwarevereisten

System 9.x OS of later.

AppleTalk instellen

  1. Klik op het Apple-pictogram, selecteer Control Panel (Regelpaneel) en vervolgens AppleTalk.
  2. Controleer of Ethernet is geselecteerd onder AppleTalk Connection (AppleTalk verbinding).
  3. Klik op Chooser (Kiezer). Het Kiezer-paneel wordt geopend.
  4. Klik op het LaserWriter 8-pictogram (aanbevolen) of het LaserWriter 7-pictogram. LaserWriter 8 gebruikt de lettertypen die in de printer zelf zijn geïnstalleerd. Daardoor is de responstijd van de printer beter. LaserWriter 7 gebruikt de lettertypen die op de computer zijn geïnstalleerd. Daardoor wordt het netwerkverkeer vergroot en dus duurt het langer om iets af te drukken.
  5. Selecteer een PostScript-printer uit de lijst.
  6. Klik op Create (Aanmaken). Er wordt nu automatisch naar een PPD gezocht.
  7. Selecteer een printerbeschrijving uit de lijst.
  8. Klik op Select (Selecteren).
  9. De configuratie is nu voltooid.

Afdrukken

Afdrukken met een Wireless USB Print Server op een AppleTalk-netwerk is identiek aan gewoon afdrukken. Selecteer File (Bestand) en vervolgens Print (Printen) en selecteer de printer die u wilt gebruiken.

Geavanceerde instellingen en beheer

In een omgeving met zowel Windows- als Macintosh-computers kunt u BiAdmin gebruiken om de Wireless USB Print Server te configureren. Raadpleeg Navigeren door de Bi-Admin Navigating Utility voor meer informatie over de Bi-Admin Utility.

Macintosh OS X

Indien u via LPR afdrukt, dient u te controleren of de Wireless USB Print Server een geldig IP-adres heeft voordat u uw Mac als volgt configureert.

Afdrukken via LPR instellen

  1. Selecteer het Printer List-pictogram.



  2. Klik op Add Printer (Printer toevoegen).
  3. Selecteer LPR Printers Using IP (LPR-printers met IP).



  4. Voer het IP-adres van de printserver in het veld LPR Printer's Address (Adres van LPR-printer) in en voer de Queue Name (Naam wachtrij) in (L1 voor poort 1, L2 voor poort 2 als de Wireless USB Print Server twee printerpoorten heeft).
  5. Selecteer het printermodel uit de keuzelijst.
  6. Klik op Add (Toevoegen).
  7. De configuratie is nu voltooid.

 

Unix

Overzicht

Uw Wireless USB Print Server ondersteunt de LPD Unix-afdrukmethode die door alle veelgebruikte Unix-systemen wordt ondersteund.

U dient zowel de Wireless USB Print Server als uw Unix-systeem te configureren zoals beschreven in de volgende gedeeltes.

Configuratie van het IP-adres van de Wireless USB Print Server

Vanwege de ondersteuning van dynamische IP-adrestoewijzing met gebruik van DHCP of BOOTP, wordt de Wireless USB Print Server met het volgende IP-adres: 0.0.0.0 geleverd. Dit is geen geldig IP-adres. Daarom dient u een van de volgende dingen te doen:

  • Controleer op uw DHCP-server (indien beschikbaar) wat het IP-adres is dat is toegewezen aan de Wireless USB Print Server.
  • Configureer uw BOOTP-server (indien beschikbaar) om een IP-adres aan de Wireless USB Print Server toe te wijzen. Start de Wireless USB Print Server daarna opnieuw op.
  • Gebruik een Windows-platform om de Setup Wizard of BiAdmin Utility uit te voeren en een geldig IP-adres aan de Wireless USB Print Server toe te wijzen.
  • Voeg een item toe aan de arp-tabel om het hardware-adres van de Wireless USB Print Server aan het juiste IP-adres te koppelen. Dit doet u als volgt:

    arp -s IP_Address 00:c0:02:xx:xx:xx

    IP_Address is hier het IP-adres dat u aan de Wireless USB Print Server wilt toewijzen.
    00:c0:02:xx:xx:xx is het hardware-adres van de Wireless USB Print Server.

    Voorbeeld:

    arp -s  192.168.0.21  00:c0:02:12:34:56

U dient dit IP-adres via uw webbrowser aan de Wireless USB Print Server toe te wijzen. Open de Web Configuration Utility en ga naar het gedeelte TCP/IP. Selecteer Fixed IP Address (Vast IP-adres) en voer de juiste informatie in.

Opmerking: het hardware-adres van de Wireless USB Print Server staat vermeld op een sticker aan de onderkant van het apparaat.

Andere Wireless USB Print Server-configuratie

We raden u aan de Wireless USB Print Server via de webinterface te configureren.

  • Controleer of de TCP/IP-instellingen voor uw netwerk kloppen.
  • De logische printers (bijvoorbeeld L1) moeten overeenkomstig uw systeem worden geconfigureerd.

LPD-configuratie

Hieronder wordt de configuratie voor de meest voorkomende platforms besproken.

LPD op IBM AIX 4.15

Voordat u verder gaat, dient u te controleren of er een IP-adres is toegewezen aan de Wireless USB Print Server. Om uw AIX-systeem voor afdrukken via LPD te configureren, dient u de volgende stappen uit te voeren.

  1. Voeg de Wireless USB Print Server toe aan /etc/hosts.lpd met de naam die u aan de Wireless USB Print Server hebt toegewezen.
  2. Start de LPD daemon als deze nog niet is gestart met de volgende opdracht:

    start src -s qdaemon

  3. Start de systeembeheertool smit en selecteer Print Spooling.
  4. Maak het vereiste aantal wachtrijen aan (één per logische printer) door het volgende te selecteren:

    Add a Print Queue (Aan afdrukwachtrij toevoegen)
    Remote (Printer attached to Remote Host) (Extern (printer gekoppeld aan externe host))
    Standard Processing (Standaardverwerking)

  5. Gebruik de volgende informatie:

    Veld

    Waarde

    Name of queue to add (naam van de toe te voegen wachtrij)

    Gebruik een enkel woord als naam voor de wachtrij waaruit blijkt welke printer eraan is verbonden.

    Hostname for remote server (Hostname voor externe server)

    Naam van Wireless USB Print Server zoals in /etc/hosts.lpd.

    Name of queue on remote server (Naam van de wachtrij op externe server)

    Nummer van de logische printer (bijv. L1) die deze wachtrij verwerkt.

    Type of print spooler on remote server (Type afdrukwachtrij op externe server)

    Gebruik standaardwaarde. (AIX-versie xxx)



  6. Controleer of de logische printers in de Wireless USB Print Server zijn geconfigureerd.
  7. Gebruik de volgende opdracht om af te drukken:

    lp -d printer_queue file_name

    printer_queue is hier een van de gebruikte waarden in Name of queue to add (naam van toe te voegen wachtrij).
    file_name is hier het bestand dat u wilt afdrukken.

LPD op System V

Controleer of er een IP-adres is toegewezen aan de Wireless USB Print Server voordat u begint met de LPD-setup. Houd de volgende punten in gedachte:

  • De remote host name (externe hostnaam) is de naam van de Wireless USB Print Server.
  • De remote printer name (externe printernaam) is de naam van de afdrukwachtrij voor de logische printer.
  • Logische printers dienen te worden geconfigureerd op de Wireless USB Print Server zelf.
  • Indien UNIX naar het type LPD vraagt, dient u het servicetype te identificeren als BSD.
  • Het LPD-protocol van de Wireless USB Print Server voldoet aan de BSD-systeemstandaarden.

In de voorbeeldopdrachten is printer_name de naam van de afdrukwachtrij die door de Wireless USB Print Server wordt verwerkt en Spooler_directory de naam van de directory die wordt gebruikt om de afdruktaken te verwerken.

Procedure

Actie

Voorbeeldopdracht

Afdrukken stoppen

/usr/lib/lpshut

Een systeemprinter toevoegen

/usr/lib/lpadmin -p printer_name -v /dev/null

De Print Services opnieuw opstarten

/usr/lib/lpsched

Afdrukken naar de nieuwe printer inschakelen

enable printer_name

Afdruktaken voor de nieuwe printer accepteren

accept printer_name

Een spoolmap aanmaken

mkdir /usr/spool/Spooler_directory

De spooling deamon de eigenaar van deze map maken

chown daemon /usr/spool/Spooler_directory

Machtigingen lezen/schrijven aanmaken

chmod 775 /usr/spool/Spooler_directory

Machtigingen geven voor LPD-processen.

chgrp daemon /usr/spool/Spooler_directory

Externe printer(s) toevoegen

Zie het volgende gedeelte

Externe printers toevoegen

U kunt een externe printer toevoegen door de volgende regel aan het bestand /etc/printcap toe te voegen.

Opmerking: de invoer is eigenlijk één regel, maar kan als volgt worden ingevoerd. Gebruik een TAB-teken waar aangegeven.

Printer_name|Remote_Printer_Alias:\
[Tab] :lp=:\
[Tab] :rm=PS_NAME:\
[Tab] :rp=Logical_Printer_name:\
[Tab] :sd=Spooler_directory:\
[Tab] :mx#0:

Voorbeeld:

Marketing|RP1_PS123456:\
[Tab] :lp=:\
[Tab] :rm=PS_Rm203:\
[Tab] :rp=L1:\
[Tab] :sd=/usr/spool/Marketing:\
[Tab] :mx#0:

Herhaal deze procedure voor alle combinaties van een logische printer en een afdrukwachtrij die u wilt aanmaken.

LPD op Linux

Indien u de opdrachtregel gebruikt, is de procedure dezelfde als voor System V (hierboven).

Op recentelijk uitgebrachte versies van Linux kunt u de grafische X-windowsinterface gebruiken in plaats van de opdrachtregel. De procedure wordt hieronder beschreven, maar kan variëren afhankelijk van uw versie van Linux.

  1. Start uw X-windows-shell.
  2. Selecteer Control Panel (Configuratiescherm) en vervolgens Printer Configuration (Printerconfiguratie).
  3. Selecteer Add (Toevoegen). Selecteer het printertype Remote Unix (lpd) Queue (Externe Unix-wachtrij (lpd)).
  4. Gebruik de volgende gegevens om het resulterende venster in te vullen.

    Veld

    Gegevens

    Name (Naam)

    Voer een naam in voor deze printer

    Spool Directory (Spoolmap)

    /var/spool/lpd/name_of_printer

    File Limit (Bestandslimiet)

    0 (geen limiet)

    Remote Host (Externe host)

    Naam of IP-adres van Wireless USB Print Server
    bijvoorbeeld:  SC3000014

    Opmerking: er dient een hostbestand te worden ingevoerd als de naam in plaats van het IP-adres

    Remote Queue (Externe wachtrij)

    Ln

    n staat hier voor het nummer van de logische printer. Standaard is L1 voor poort 1 en L2 voor poort 2 als de printserver twee poorten heeft.


  5. Sla deze gegevens op en sluit de printerconfiguratie af. De configuratie is nu voltooid en de printer is klaar voor gebruik.

LPD op BSD

Voordat u verder gaat, dient u te controleren of er een IP-adres is toegewezen aan de Wireless USB Print Server. Onthoud het volgende:

  • De remote host name (externe hostnaam) is de naam van de Wireless USB Print Server.
  • De remote printer name (externe printernaam) is de logische printer (bijvoorbeeld L1) op de Wireless USB Print Server.
  • Indien u om het LPD-type wordt gevraagd, dient u het servicetype BSD in te voeren.

In de voorbeeldopdracht is printer_name de afdrukwachtrij die wordt verwerkt door de logische printer op de Wireless USB Print Server en Spooler_dir de naam van de map die wordt gebruikt om de afdruktaken te verwerken.

Procedure

Actie

Voorbeeldopdracht

Een spoolmap aanmaken

mkdir /usr/spool/Spooler_dir

De spooling deamon als de eigenaar van deze map instellen

chown daemon /usr/spool/Spooler_dir

Machtigingen lezen/schrijven aanmaken

chmod 775 /usr/spool/Spooler_dir

Machtigingen geven voor LPD-processen

chgrp daemon /usr/spool/Spooler_dir

Externe printer(s) toevoegen

Zie hieronder

Lpc-afdrukken in gang stellen

lpc start printer_name

Externe printers toevoegen

U kunt een externe printer toevoegen door de volgende regel aan het bestand /etc/printcap toe te voegen.

Opmerking: de invoer is eigenlijk één regel, maar kan als volgt worden ingevoerd. Gebruik een TAB-teken waar aangegeven.

Printer_name|Remote_Printer_Alias:\
[Tab] :lp=:\
[Tab] :rm=PS_NAME:\
[Tab] :rp=Logical_Printer_name:\
[Tab] :sd=Spooler_directory:\
[Tab] :mx#0:

In dit voorbeeld is:

Printer_name de naam van de afdrukwachtrij die wordt gebruikt om opdrachten voor de corresponderende logische printer op te slaan.
PS_NAME de naam van de Wireless USB Print Server zoals gedefinieerd in /etc/hosts.
Logical_Printer_name de naam van de logische printer op de Wireless USB Print Server (bijvoorbeeld L1).
Spooler_directory de map die u in Stap 6 hebt aangemaakt.

Voorbeeld:

Marketing|RP1_PS123456:\
[Tab] :lp=:\
[Tab] :rm=PS_Rm203:\
[Tab] :rp=L1:\
[Tab] :sd=/usr/spool/Marketing:\
[Tab] :mx#0:

Herhaal deze procedure voor alle combinaties van een logische printer en een afdrukwachtrij die u wilt aanmaken.

Afdrukken met LPD

Voor instructies over afdrukken via LPD kunt u uw UNIX-handleiding raadplegen. Het volgende voorbeeld geldt voor een BSD-systeem:

lpr  -P printer_name filename

In dit voorbeeld is printer_name de naam van de afdrukwachtrij zoals gedefinieerd op de Unix-host en
filename de naam van het bestand dat u wilt afdrukken.

Voorbeeld:

lpr  -P Marketing  /etc/hosts

In het bovenstaande voorbeeld wordt het /etc/hosts-bestand naar de afdrukwachtrij Marketing gestuurd. Het wordt vervolgens naar de logische printer gestuurd die aan deze wachtrij is gekoppeld.

 

Netware

Overzicht

De Print Server moet worden geconfigureerd als een geldig apparaat op uw TCP/IP-netwerk. Deze afdrukmethode maakt gebruik van LPR over TCP/IP, niet van het Netware-protocol.

Om NDPS (Novell Distributed Printing Services) te gebruiken, dient de Novell-server gebruik te maken van Novell NetWare 5 en moeten de pc's (clients) IntranetWare Client V2.2 of hoger uitvoeren.

De volgende procedure is bedoeld om Public Access Printing via NDPS in te schakelen. Public Access Printing staat iedereen op het netwerk toe om de printer te gebruiken.

Een NDPS Manager Object aanmaken

Indien er reeds een NDPS Manager Object bestaat, kunt u deze procedure overslaan en verder gaan met Een NDPS Printer Agent aanmaken.

  1. Meld u aan op de NetWare 5.0 Server als Admin en start het NetWare Administrator-programma Nwadmn32.exe.
  2. Selecteer de locatie op NetWare Administrator waar u wilt dat het NDPS Manager Object wordt opgeslagen (bijvoorbeeld:  TeSupp).
  3. Selecteer Create - Object (Object aanmaken) uit het menu om het venster New Object (Nieuw object) weer te geven.
  4. Selecteer NDPS Manager als het object dat u wilt aanmaken. Het venster Create NDPS Manager Object zoals hieronder weergegeven, zal nu verschijnen.



  5. Geef een naam op in NDPS Manager Name (bijvoorbeeld SerMGR zoals hierboven weergegeven).
  6. Blader door de Resident Server en selecteer waar u het NDPS Manager Object aan wilt toewijzen (bijvoorbeeld  TECH_50.TeSupp zoals boven weergegeven).
  7. Blader door de Database Volume en selecteer waar u de NDPS Manager-database aan wilt toewijzen (bijvoorbeeld  TECH_50_SYS.TeSupp zoals boven weergegeven).
  8. Klik op Create (Aanmaken). De nieuwe NDPS Manager verschijnt nu in het browservenster.

    Om de NDPS Manager later op te starten, dient u de volgende opdracht in te voeren op de console:
         LOAD NDPSM
    Selecteer vervolgens het NDPS Manager Object.

    Om de NDPS Manager op te starten wanneer u de server start, dient u een opdracht zoals de volgende aan het bestand AUTOEXEC.NCF van uw server toe te voegen:
          LOAD  NDPSM  SerMGR.TeSupp
    Dit laatste item is de naam van het NDPS Manager Object dat u wilt laden.

  9. Nadat u een NDPS Manager hebt aangemaakt, kunt u NDPS-printers aanmaken door NetWare Administrator te gebruiken zoals hieronder wordt uitgelegd.

Een NDPS Printer Agent aanmaken

Om Public Access Printers aan te maken met het NDPS Manager Object in NetWare Administrator, dient u deze procedure te volgen:

  1. Start het NDPS Manager Object dat u gaat gebruiken om de Printer Agent te beheren.
  2. Klik op Printer Agent List (Printeragentlijst) op de pagina Identification (Identificatie).
  3. Klik op New (Nieuw) om het venster Create Printer Agent (Printeragent aanmaken) weer te geven zoals hieronder weergegeven.



  4. Voer de gewenste naam in bij Printer Agent (PA) Name.
  5. Normaliter is de NDPS Manager het NDPS Manager Object dat u gebruikt.
  6. Selecteer Novell Printer Gateway onder Gateway Type.
  7. Klik op OK en selecteer vervolgens de beschikbare printer.
  8. Selecteer Remote (LPR on IP) (Extern (LPR op IP) onder Connection Type (Verbindingstype).
  9. Klik op Next (Volgende) om het venster Configure Port Handler (Poorthandler configureren) weer te geven.



  10. In het veld Host address IP (IP van hostadres) dient u het IP-adres in te voeren dat voorheen is toegewezen aan de printserver.
  11. In het veld Printer Name (Printernaam) dient u de naam van de logische poort op de Print Server in te voeren. (L1 voor poort 1, L2 voor poort 2).
  12. Klik op Finish (voltooien) en selecteer vervolgens de juiste stuurprogramma's voor Windows 98 etc. zoals vereist. De nieuwe Printer Agent verschijnt nu in het venster Printer Agent List (Lijst printeragent).

Herhaal deze procedure voor alle andere poorten op de printserver of voor andere logische printers die u wilt gebruiken. Er kunnen nu client-pc's worden geconfigureerd.

 

Windows Server

Windows NT4.0 Server

Indien u Windows Windows NT 4.0 gebruikt, dient ondersteuning voor TCP/IP-afdrukken van Microsoft te worden geïnstalleerd.

  • Indien dit reeds is geïnstalleerd, dient u een externe TCP/IP-printer toe te voegen zoals hieronder wordt beschreven.
  • Indien dit nog niet is geïnstalleerd, dient u ondersteuning voor TCP/IP-afdrukken te installeren en vervolgens een externe TCP/IP-printer toe te voegen.

Ondersteuning voor TCP/IP-afdrukken toevoegen

  1. Klik in Windows op Start, Instellingen, Configuratiescherm en vervolgens op Netwerk.
  2. Klik op de service-optie en controleer of Microsoft TCP/IP Printing is ingeschakeld. Indien deze optie niet is ingeschakeld, klikt u op Toevoegen en schakelt u de optie zoals gebruikelijk in.
  3. Indien u in Stap 2 services hebt toegevoegd, dient u de computer opnieuw op te starten zodat de wijzigingen van kracht worden.

Een externe TCP/IP-printer toevoegen

  1. Klik in Windows op Start, Instellingen, Printer en start vervolgens de wizard Printer toevoegen.
  2. Selecteer indien u daar om wordt gevraagd Deze printer zal worden beheerd, selecteer vervolgens Deze computer en klik op Volgende.
  3. Selecteer Poort toevoegen en vervolgens LPR- poort. Klik op Nieuwe poort.
  4. In het dialoogvenster Name of Address of server providing lpd: (Naam van adres van server die lpd levert:) voert u het IP-adres van de Wireless USB Print Server.
  5. In het dialoogvenster Name of printer or print queue on that server (Naam van printer of wachtrij op die server) voert u het juiste nummer voor de logische printer in (bijvoorbeeld L1) zoals eerder geconfigureerd op de Wireless USB Print Server.

    De standaardinstelling is L1 voor poort 1 en L2 voor poort 2 indien de Wireless USB Print Server twee poorten heeft.

  6. Klik op OK. Zodra u weer in het venster Printerpoorten bent, klikt u op Afsluiten en installeert u het printerstuurprogramma zoals gebruikelijk.
  7. Selecteer zodra u wordt gevraagd of de printer moet worden gedeeld of niet op de knop Delen.
  8. In het dialoogvenster Delen voert u de naam van de gedeelde printer in. (Via deze naam kunnen andere gebruikers de printer zien.) Klik op OK om op te slaan en af te sluiten. Er kunnen nu client-pc's worden geconfigureerd.

Windows 2000/2003 Server

  1. Start de wizard Printer toevoegen, selecteer Netwerkprinter, en klik vervolgens op Volgende om naar de Wireless USB Print Server te bladeren.
  2. Dubbelklik op Wireless USB Print Server, selecteer de gewenste poort en klik op Volgende.

    Het volgende bericht verschijnt nu:


    Windows 2000-bericht


    Windows 2003-bericht

  3. Klik op OK en selecteer de juiste fabrikant en het juiste model voor deze printer.
  4. Volg de instructies om de installatie te voltooien.
  5. Klik met de rechtermuisknop in de map Printers op de nieuwe printer en selecteer Delen.

    Selecteer Gedeeld als: en voer een geschikte naam in voor deze printer. Gebruikers zien deze naam als ze tijdens de installatie naar de printer bladeren.

    Klik indien nodig op Extra stuurprogramma's en installeer de printerstuurprogramma's voor andere versies van Windows, zoals Windows 98. Dit helpt gebruikers tijdens de installatie.

  6. Klik op OK om dit venster te sluiten. De configuratie is nu voltooid. Er kunnen nu client-pc's worden geconfigureerd.

 

USRobotics USRobotics